Er zijn wel eens gezinnen waarin ouders of andere familieleden een familielid in een woning laat leven. Zo een verblijf kan soms wel tientallen jaren zijn. Op gegeven moment kunnen er fricties ontstaan of is de situatie verandert, waardoor de eigenaar de woning weer tot zijn beschikking wilt hebben. Dan kunt u in de situatie terechtkomen dat u moet nadenken wat voor overeenkomst u met elkaar bij aanvang hebt afgesloten. Heeft u de woning gehuurd of was er sprake van bruikleen?
Dit kunnen enorm vervelende situaties zijn, omdat het vaak gaat om een geschil tussen bekenden en waardoor emotie de overhand kan nemen. Het is daarom van groot belang dat u denkt aan een advocaat die u hierbij kan bijstaan. Want waarom is het nu zo belangrijk om de overeenkomst een bepaalde stempel te geven? Omdat als er sprake is van bruikleen u geen huurbescherming heeft en de eigenaar enkel de overeenkomst kan opzeggen en zonder tussenkomst van de rechter u kan laten ontruimen. Dit is uiteraard ontzettend nadelig voor de inwonende van de woning.
Waar moet u op letten? U dient als bewoner aan te tonen dat u een huurder bent geweest. Hierbij zijn een aantal factoren van groot belang. Hierbij is niet beslissend of de overeenkomst elementen bevat op grond waarvan op zichzelf aan de wettelijke omschrijving van bruikleen of huur is voldaan, maar of in de gegeven omstandigheden, gelet op hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, de inhoud en strekking van de overeenkomst van dien aard zijn dat deze in hun geheel beschouwd als bruikleen of als huurovereenkomst kunnen worden aangemerkt (ECLI:NL:HR:2011:BO9673). Een kenmerkend verschil tussen een bruikleenovereenkomst (art. 7A:1777 BW) en een huurovereenkomst (art. 7:201 lid 1 BW) is gelegen in het al dan niet verlangen en verschuldigd zijn van een tegenprestatie in ruil voor het gebruik van - in dit geval - het woongedeelte van de woning. Bij een bruikleenovereenkomst gaat het om het gebruik geven om niet, bij een huurovereenkomst dient sprake te zijn van een voldoende vastomlijnde tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 BW. Van een tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 is geen sprake, indien de vergoedingen uitsluitend betrekking hebben op door uitlener gemaakte onkosten voor het behoud en bewoonbaar houden van een woning.
De tegenprestatie kan bijvoorbeeld bestaan uit het verrichten van huishoudelijke diensten, het bebouwen van daartoe in gebruik gekregen grond of het verrichten van andere arbeid zoals het onderhouden van het gehuurde of verzorging van de verhuurder. Het gaat erom dat de tegenprestatie voldoende bepaalbaar dient te zijn. In Hofjeswoningen (HR 23 juni 2017, WR 2017/117) stelde een stichting 45 woningen in een hofje ter beschikking aan alleenstaande ouderen. De bewoners betaalden gemiddeld 50 euro per maand voor het gebruik. Deze betalingsverplichting was veel lager dan de kosten die de verhuurder voor de instandhouding en de exploitatie van de desbetreffende woning maakte, maar dat hoeft niet in de weg te staan aan de eisen van art. 7:201 BW aldus de Hoge Raad.
Tips!
Het is verstandig om een advocaat te benaderen op het moment dat u merkt dat een eigenaar beroep doet op bruikleen en de overeenkomst opzegt. Het kan dan zijn dat de eigenaar van de woning een procedure tegen u start zodat u de woning moet verlaten. Onder begeleiding van een advocaat kunt u beroep doen op huurbescherming.
Neem contact op met FAIR
Heeft u te maken met zo een situatie? Bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen? Neem dan gerust contact met ons op.
FAIR Advocaten
Rijswijkseplein 786
2516 LX Den Haag
070 – 204 00 28
jevtovic@fairadvocaten.nl